De Burchtstraat en de Maelwael-Van Lymborchs

© André Stufkens, 26 augustus 2019

 

Op 25 augustus 2019 keren de Maelwael-Van Lymborchs definitief terug naar de Burchtstraat, naar het huidige straatnummer 63, voor de stad een historisch moment. Na zeshonderd jaar vergetelheid krijgen de middeleeuwse kunstenaars hun thuis op de plek waar zij zelf woonden, in de hoofdstraat van de stad.1 Die positie van hoofdstraat bekleedt de Burchtstraat al eeuwenlang, omdat de straat organisch is gegroeid op de gunstig gelegen vlakke rand die de vijf heuvels verbindt waarop de oude stad van Nijmegen is gebouwd. Van daaruit lopen de zijstraten naar beneden, naar de oever van de Waal. De Burchtstraat is de Nijmeegse ‘Champs-Élysées’, letterlijk want in de Romeinse tijd en vroege middeleeuwen vinden overledenen er hun eeuwige rustplaats.2 Het is ook al meer dan tweeduizend jaar de straat van de grote feestelijke optochten, van Blijde Incomsten met vorsten uit binnen- en buitenland.3 Sinds de 13e eeuw verbindt de straat het belangrijkste wereldlijke en kerkelijk centrum van de stad, de Valkhofburcht en Stevenskerk. De Burchstraat is dan reeds voorzien van plaveisel.4

Peter Nuyten, Impressie van Romeins Nijmegen, 1e eeuw na Chr. De Burchtstraat loopt precies over de richel van de vijf heuvels waarop de stad gebouwd is en waar al in de Romeinse tijd de hoofdweg liep van Keulen naar Katwijk met links en rechts de graftempels, tomben en sarcofagen van overleden bewoners.

Wonen tussen broodheren
Het pand Burchtstraat 63 ligt nu op een A-locatie, dat is het indertijd ook al. Dankzij hertog Willem I van Gelre kent Nijmegen tussen 1375 en 1402 een periode van stabiliteit en economische groei, want de stad profiteert optimaal van het feit dat deze van oorsprong Gulikse vorst de Rijksstad met de imposante burcht verkiest tot de hoofdzetel van het grote hertogdom. Nijmegen wordt dankzij zijn ambitieuze beleid Hanzestad, krijgt een havenkraan, een tweede stadsmuur en nieuwe kloosters en kerken. Bij het Dominicanerklooster achter de Burchtstraat in de Broederstraat verrijst met steun van de hertog en hertogin de nieuwe Broederkerk. Rondom de Valkhofburcht verblijven zijn belangrijkste hovelingen, edellieden en raadgevers, meer dan in welke andere Gelderse stad. Die traditie is al eerder in de 14e eeuw ontstaan, zo bewoont Johan Moliart, de belangrijkste raad, landrentmeester, kanselier en kapelaan  van graaf Reinoud II, de hele hoek aan het begin van de Burchtstraat, tegen het Valkhof aan. Bouwhistorisch onderzoek in pannenkoekhuis ’t Hoogstraatje heeft aangetoond dat de balken van de eerste helft van de 14e eeuw zijn en de kelders in vorm, kloostermoppen en datering overeenkomen met die onder Burchtstraat 61-65. Andere eigenaars van de zogenaamde stadskastelen zijn o.a. Ruprecht (Robert) van Appeltern, burggraaf van de Valkhofburcht, de Heraut Gelre (Lodewijk van Nassau), de stadsschepen Alexander van Redinchaven en Hendrik van Steenbergen, landrentmeester en de door de hertog aangewezen plaatsvervanger en stadhouder als hij weer eens op reis is.5 In opdracht van de hertog betaalt Van Steenbergen de 17-jarige Johan Maelwael en zijn vader Willem voor hun vele heraldische arbeid, zoals het kunstig vervaardigen van schilden, vaandels, wimpels en banieren. Als eind juli 1388 hertog Willem I na de verrassende overwinning op de Brabanders in een feestelijk uitgedoste overwinningstocht vanuit zijn kasteel door de Burchtstraat naar de Stevenskerk trekt zien zij hun eigen werk voorbij hun huis en werkplaats trekken.

Hendrik Feltman, Detail van Burchtstraat in de 17e eeuw met in rode cirkels de acht panden van de Maelwael-Van Lymborchs rond 1400.

Een centrum van vaklieden
Het is handig dat de Maelwael-Van Lymborchs tussen hun opdrachtgevers wonen in een tijd dat deze belangrijker zijn dan uitvoerders. ‘Vrije’ kunstenaars bestaan dan nog niet, ze zijn voor hun levensonderhoud geheel van hen afhankelijk. Het is daarom goed te begrijpen dat kunstenaars en ambachtslieden van heinde en verre naar Nijmegen verkassen, want daar kunnen zij opdrachten verwachten. Naast de Maelwaels en Van Lymborchs, komen de Van Akens naar Nijmegen, het kunstenaarsgeslacht met de schilderende overgrootvader, opa en vader van Jheronimus Bosch.6 De oudste van hen, in de bronnen ‘Thomas de Aquis, pictor’ genaamd, staat ingeschreven in een pand in de Broederstraat (ter hoogte van de huidige winkel van Perry Sport), juist voorbij het Broederklooster van de Dominicanen. Onmogelijk dat hij geen contact heeft met zijn collega’s om de hoek in de Burchtstraat. Mogelijk hebben de gebroeders Hubert en Jan van Eyck eveneens in Nijmegen vakkennis opgedaan.7
Naast schilders (pictores, maelre) wonen en werken in de Burchstraat opvallend veel andere vaklieden met beroepen als vitrifex (glasmaker), cultellifex (messenmaker), sartor (kleermaker, snider), galeator (helmmaker), plaetmaker (in de zijstraat: de Plaetemakersstraat, ook wel Helmstrate genoemd), beeldensnijder, borduerwercker, sellifex (zadelmaker), candelifex (kaarsenmaker), kuper (kuipenmaker), harnasmaeker, swertfeger (gladiatores, oftewel zwaard- en dolkmaker), calopodiator (houten schoenmaker, tripmaker), spaermaker (calcarifex, maker van sporen voor paarden), sutor (schoenmaker), chirothecarius (handschoenmaker), tijnnegieter of aurifaber (goudsmid). Het aantal goudsmeden in de straat is opvallend hoog, een indicatie van de status van de straat. De hertog besteedt het overgrote deel van zijn budget voor de kunsten aan edelsmeedkunst, slechts een klein deel aan de schilderkunst.8 Binnen het familieatelier Maelwael-Van Lymborch worden veel van die ambachtelijke vaardigheden op het gebied van metaal-, hout-, goud- en textielbewerking vereend beoefend, maar hun directe buren leggen zich geheel op de edelsmederij toe, zoals Adam van Stockum, Tilman Pruever, Jacob Vijnck en Herman Smit. De jongste van de zes broers Van Lymborchs, Arnold geheten naar zijn vader, krijgt een opleiding van zes jaar van Adam van Stockum en wordt zelf goudsmit. Zijn broers zijn ongetwijfeld ook bij de buurman in de leer geweest, waar indertijd al het straatje tussen de panden van de beide families naar vernoemd is: Stockumstraet, maar zij hebben zich veel breder gekwalificeerd. Dat de Nijmeegse vaklieden alom aanzien hebben mag blijken uit een opdracht van Willem van Oostervant, de latere graaf Willem VI van Holland en Zeeland, die speciaal in Nijmegen zijn blazoen laat reproduceren en uit het feit dat de goudsmid Johan van Nijmegen aan het hof van Jan, hertog van Berry, in Bourges werkt.9
Direct achter het pand aan Burchtstraat 63 ligt een binnenhof, het Hof van Gelre genaamd. Ook de andere omliggende stadskastelen kennen een dergelijke hof: tegenover hen ligt het Hof van Egmond, het Hof van Groesbeek en verderop het Hof van Appeltern, alle vernoemd naar de daar verblijvende adellijke families.10 De woonsituatie van het kunstenaarsgeslacht Maelwael-Van Lymborch toont aan dat zij al in aardige doen verkeert als zij zich in de Burchtstraat vestigen. Dat wordt nog eens bevestigd doordat hun bezit aan panden in de stad zich uitbreidt naar minstens acht. Daarmee zijn ze nog niet de ‘Ton Hendriks’ van rond 1400, maar het is toch meer dan men over het algemeen denkt. De Werkgroep Gorissen is al enkele jaren bezig met het ontcijferen van de moeilijk leesbare aantekeningen uit de jaren vijftig van de zeldzaam productieve en erudiete Kleefse stadsarchivaris Friedrich Gorissen over het pandbezit in Nijmegen. In deze werkgroep zijn Mieke van Veen-Liefrink, Anneleen Verhaegen, Hans Giesbertz, Ine Kunst, Els Heitkamp en Ron van Swelm actief. Hun informatie is verwerkt in digitale kaarten, die on-line te bekijken zijn op de website van de historische atlas: http://kaart.nijmegen.nl/historie/ (klikken op ‘eigenaars en bewoners > 14e-16e eeuw; bedenk daarbij dat de schepenprotocollen met informatie over de panden niet verder teruggaan dan 1410!).

Pandbezit van de Maelwael-Van Lymborchs rond 1400. Op basis van de gegevens van Friedrich Gorissen en de Werkgroep Gorissen, zie historischeatlas@nijmegen. Bewerking en legenda: André Stufkens.

Het pandbezit van de Maelwaels
Johan Maelwael bezit, nadat hij al in Bourgondië werkzaam is, o.a. een pand naast het stadhuis, het Domus Consolum Civitas.11 Friedrich Gorissen opperde de mogelijkheid dat in dit pand, hoek Borchtstraet-Nije Borchtstraat of Nije straet (nu: Burchtstraat-Korte Nieuwstraat), voorheen Johan’s oudoom Herman Maelwael gewoond en gewerkt heeft.12 Indien Herman Maelwael, al dan niet samen met zijn broer Willem Maelwael, de vervaardiger is van het Wapenboek Gelre, eveneens een hypothese van Gorissen die recent bevestigd is door Pieter Roelofs, betekent dat dat het belangrijkste wapenboek van de middeleeuwen, met ruim 1750 wapenschilden van ridders van West-Europa, in de Burchtstraat is vervaardigd.13 Vermaard heraldicus Anthony Wagner noemt het Wapenboek Gelre: ‘in many respects the most remarkable heraldic manuscript in existence’ en zijn collega Maurice Keen ‘without little doubt the finest of all the armorial books of the Middle Ages’.14 De openingstekening met Keizer Karel IV staat geheel in de eeuwenlange keizerlijke beeldtraditie, die voor wat Nederland betreft alleen in Nijmegen een zo lange continue traditie kent. Deze fenomenale tekening van Maelwael is tegelijkertijd baanbrekend, want het legt de basis van het menselijke realisme in de kunst van ons land.15
Omdat het hoekpand in de oorlog volledig is vernietigd is van de 14e eeuwse kelder niets meer over en ontbreekt elk historisch spoor. Vooralsnog herinnert niets nog aan het belang van deze plek voor de Nederlandse kustgeschiedenis. Zou het niet goed zijn om bij deze ingang tot het stadhuis aan een muur van de Korte Nieuwstraat een afbeelding aan te brengen van de Keizer- en Gelretekening uit dit wapenboek?
Schuin tegenover dit pand, op de hoek van de Burchtstraat en de Grotestraat, bevindt zich een nog groter pand, dat deels in het bezit van Johan Maelwael is (nu Café Biessels). Hij wordt daar eigenaar van dankzij zijn huwelijk met zijn tweede vrouw Heijlwich van Redinchaven in 1405. Zij behoort tot het vooraanstaande geslacht Van Redinchaven dat niet alleen in Nijmegen, maar in geheel Noordrijn-Westfalen eeuwenlang belangrijke posities bekleedt. Het grote hoekpand heeft eerder het eerste muntgebouw van Nijmegen gehuisvest en is in 1382 gekocht door Herman van Redinchaven.16 De familie Van Redinchaven bezit maar liefst negen panden in de Burchtstraat.
Achter het hoekhuis aan de Burchtstraat-Korte Nieuwstraat bevinden zich twee panden op naam van Johan’s zuster Mette Maelwael. Zij trouwde omstreeks 1385 met Arnold van Aken, van beroep beeldsnijder en ook wel Van Lymborch genaamd, omdat zijn familie afkomstig is uit de stad en het hertogdom Lymborch dat tussen Aken en Luik ligt. Het echtpaar krijgt vijf zonen, waaronder de drie gebroeders Herman, Paul en Johan van Lymborch, en een dochter Greta. Wonderlijk genoeg hebben de latere kunstenaars dus precies gewoond op de plaats waar zich nu in het stadhuis de Gebroeders van Lymborchzaal bevindt. Hun moeder komt in het bezit van de minimaal vier panden in deze hoek, nadat eerst haar oudoom en later haar echtgenoot zijn overleden. Haar drie zonen zijn dan al naar Frankrijk vertrokken en schenken haar het vastgoed, waarvoor zij zich blijvend verantwoordelijk voelen, zo blijkt uit hun bezoeken aan hun geboortestad. Zij erft bovendien het familiebezit aan de noordzijde van de Burchtstraat met de huidige nummers 61, 63 en 65. Om hoeveel percelen het precies gaat is niet meer te achterhalen, maar Willem Maelwael moet er zijn woon- en werkplaats hebben gehad en daarnaast zijn zoon Johan en dochter Mette Maelwael met haar kinderen. Alleen onder deze panden hebben de authentieke 14e eeuwse kelders alle geweld overleefd, zoals ontdekt door historicus Peter van der Heijden.
In 1412-13 valt ook nog eens het huizenbezit van de priester Johan Maelwael, de oom waarnaar de schilder Johan Maelwael is genoemd, in de Stikke Hezelstraat en Stevenskerkhof in haar handen. Als zij twee jaar later zelf overlijdt gaat een pand naar haar zoon Johan van Lymborch en andere panden naar haar enige dochter Greta van Lymborch en diens echtgenoot Derick Neven. Het is schepen en ‘borchgravius’ Alexander van Redinchaven die in het najaar van 1416 de dood van de gebroeders Van Lymborch aankondigt. Een jaar tevoren is Johan Maelwael overleden, de kinderen uit zijn huwelijk met Heijlwich van Redinchaven bemoeien zich nog decennialang met dit huizenbezit in de Burchtstraat.17
Wie tegenwoordig door de Burchtstraat loopt wordt niet gelijk getroffen door het grote cultuurhistorische belang van deze straat, het bombardement van 1944 heeft een blijvende wond geslagen. Met de definitieve opening van het Gebroeders van Lymborch Huis krijgt de hoofdstraat van de stad weer iets van de glans en allure terug van wat het ooit was. Dankzij het vastgoed uit het bezit van de Maelwael-Van Lymborchs is er in deze straat nog voldoende uitbreiding mogelijk om hun nalatenschap en belang voor huidige generaties verder te presenteren.

Burchtstraat in 2015 met banieren van 600 jaar Maelwael-Van Lymborch. Rechts het Gebroeders van Lymborch Huis.

 

NOTEN

  1. Willy Niessen, Pieter Roelofs, and Mieke van Veen-Liefrink, ‘De gebroeders Van Limburg tussen Nijmegen, Bourges en Parijs’, in exp. cat. Museum Het Valkhof, Rob Dückers en Pieter Roelofs (red.), De gebroeders Van Limburg. Nijmeegse meesters aan het Franse hof 1400–1416, 2005, Nijmegen: Ludion Gent, pp. 12-27 (pp. 15-17).
  2. De ‘Loden Lady’, een kunstzinnige afdekplaat in het plaveisel vlak bij het Gebroeders Van Lymboch Huis, is daar het meest herkenbare voorbeeld van. Het dekt een in 2001 gevonden loden sarcofaag af met een 4e eeuws skelet. Peter Nuyten heeft in een illustratie van Romeins Nijmegen een goede impressie gegeven van de Romeinse sarcofagen en graftempels langs de hoofdroute van de stad. Zie de grote reproducties hiervan in de Keizer Karelgarage aan de Schaeck Mathonsingel.
  3.  Robert Bos en André Stufkens, ‘Een geschiedenis van de Blijde Incomste in Nijmegen’, 2011, Nijmegen: Stichting Maelwael Van Lymborch. Naast begrafenisrituelen wordt de straat al tweeduizend jaar gebruikt voor optochten, processies en Blijde Incomsten, om zowel wereldlijke als kerkelijke leiders te ontvangen. De Romeinen kenden twee soorten feestelijke optochten, de pompa circensis, een parade die voorafging aan de gladiatorenspelen en de pompa triumphalis, de triomftocht of huldiging van keizers of legeraanvoerders in Rome. ‘Pompa’ betekent prachtvertoon en vinden we terug in het Engelse ‘Pomp and circumstance’ en Nederlandse ‘pompeus’. De Blijde Incomste is een West-Europees cultuurverschijnsel dat in de 14e eeuw opkwam. Steden en hun vorsten presenteerden zich tijdens een dergelijke intrede in de stad op hun best en probeerden zo privileges te verkrijgen. De Blijde Incomste van de Stichting Maelwael Van Lymborch is gefundeerd op deze eeuwenlange traditie in de stad.
  4. Friedrich Gorissen, Stede-atlas van Nijmegen, 1956, Brugge: Wiek-op, p. 99.
  5. De hovelingen ‘verblijven’ in de stadskastelen, vanwege het weinig sedentaire bestaan kan je het niet ‘wonen’ noemen. Met name hertog Willem I had een zeer bereisd bestaan, zodat ook zijn hof- en huishouding vaak op reis was. In totaal verbleef de hertog vijf jaar buiten Gelre. Zie voor zijn reisroutes: André Stufkens en Clemens Verhoeven, ‘William I, Duke of Guelders and his Artists, ‘Honourable art and Pious Wisdom’, in Jos Koldeweij, Pieter Roelofs, André Stufkens en Clemens Verhoeven, Maelwael Van Lymborch Studies I, 2018, Turnhout: Brepols Publishers, p. 175.
  6. In Nijmegen zijn indertijd vijf families met de naam Van Aken bekend. Aangenomen mag worden dat deze afkomstig zijn uit de Rijksstad Aken, waarmee Nijmegen een speciale relatie heeft, of uit de omgeving van Aken. De vader van de gebroeders Van Lymborch is in bronnen tevens vermeld als Arnold van Aken. Thomas van Aken heeft in Nijmegen verwanten met de namen Hubert, Peter, Johan, Katherina en Griete. Omdat deze ook voorkomen in de familie Van Eyck uit Maaseik suggereerde Friedrich Gorissen familieverwantschap, maar kon daar verder geen bewijzen voor vinden.
  7. Boudewijn Bakker, Landschap en Wereldbeeld. Van Van Eyck tot Rembrandt, 2004, Bussum: Thot, p. 78-79.
  8. Gerard Nijsten, Het hof van Gelre. Cultuur ten tijde van de hertogen uit het Gulikse en Egmondse huis (1371-1473), 1992, Kampen: Kok Agora, p. 71 en 425.
  9. Voor de opdracht van Willem van Oostervant eind 1386 zie: Wim van Anrooij, Spiegel van ridderschap. Heraut Gelre en zijn ereredes, 1990, Amsterdam: Prometheus, p. 62 en p. 239, noot 25. Voor Jan van Nijmegen zie: Jules Guiffrey, Inventaires de Jean Duc de Berry (1401 – 1416), 2 delen 1894-96, Parijs: Ernest Leroux, I, no. 296, p. 90. Zie ook Friedrich Gorissen, 1954, p. 164.
  10. Friedrich Gorissen, Stede-atlas van Nijmegen, 1956, Brugge: Wiek-op, p. 79
  11. Ib idem, p. 94. Dit domus consulum wordt voor het eerst in 1382 genoemd.
  12. Friedrich Gorissen, ‘Jan Maelwael und die Brüder Limburg. Eine Nimweger Künstlerfamilie um die Wende des 14. Jhs.’, in Bijdragen en Mededelingen van de Vereniging Gelre 54, 1954, Arnhem: Vereniging Gelre, p. 164.
  13. Friedrich Gorissen, 1954, p. 163.
  14. Anthony Richard Wagner, Heralds and Heraldry in the Middle Ages; an Inquiry into the Growth of the Armorial Function of Heralds, 1939, Oxford: Oxford University Press, p. 53 en Maurice Keen, Chivalry, 1984, New Haven: Yale University Press, p. 140.
  15. André Stufkens en Clemens Verhoeven, ‘William I, Duke of Guelders and his Artists, ‘Honourable art and Pious Wisdom’, in Jos Koldeweij, Pieter Roelofs, André Stufkens en Clemens Verhoeven, Maelwael Van Lymborch Studies I, 2018, Turnhout: Brepols Publishers, pp. 177-188.
  16. Friedrich Gorissen, Stede-atlas van Nijmegen, 1956, Brugge: Wiek-op, p. 67.
  17. Ib idem, p. 167

Onze Gewaardeerde Partners