Op 19 april 1405, het is dan Pasen, wordt in Bourges, de hoofdstad van het hertogdom Berry, de Sainte-Chapelle ingewijd. Aan de vooravond zegelt hertog Jan van Berry een oorkonde - in het Frans: Charte, in het Engels: Charter- van meer dan twee meter hoog, ter meerdere eer en glorie van hemzelf als stichter van deze kerk. In grote letters staat zijn naam Johannes gekalligrafeerd, waarvan de beginletter, de initiaal, is versierd met acanthusbladen. De krullende bladen van deze berenklauw zijn om de ‘stok’ van de letter J gedraaid en vormen de rechterkant van een miniatuur, waarin de opdrachtgever zelf is afgebeeld. Vanaf zijn troon en onder een baldakijn overhandigt de hertog voor de investituur een zwarte mantel aan kanunnik Arnoul Belin, waarmee hij wordt aangesteld tot schatbewaarder van de Sainte Chapelle. Vanachter een gordijn houdt een hoveling reeds het hoofddeksel van de kanunnik gereed.
Gaspard Gsel, Oorkonde van de inwijding van de Sainte-Chapelle, 18 april 1405. Dit is een 19e eeuwse kopie in lithografie in opdracht van August de Bastard d'Estang naar een origineel die in 1857 is verbrand. De miniatuur en initiaal wordt toegeschreven aan de gebroeders Van Lymborch. © Bourges, Archives Départementales du Cher, J 771.
Geschilderd door de Van Lymborchs?
Deze initiaal en miniatuur worden toegeschreven aan de gebroeders Van Lymborch. Het zou daarmee het eerste zichtbare en bewaard gebleven resultaat zijn van het zo vruchtbare dienstverband van de drie broers met de hertog van Berry, die tot 1416, het jaar van overlijden van de vier betrokkenen, zou voortduren. Wanneer de drie broers na het overlijden op 27 april 1404 van hun vorige opdrachtgever Filips de Stoute precies in dienst kwamen van diens broer Jan van Berry is onbekend. De eerste gedateerde vermelding stamt uit 1408. De oorkonde uit 1405 is daarom essentieel, omdat het kan aantonen dat de drie broers al eerder opdrachten voor de hertog van Berry verrichtten. Paul Durrieu schreef al in 1922 de miniatuur op de oorkonde toe aan de Van Lymborchs. 1 Na hem ondersteunde de Amerikaanse kunsthistoricus Millard Meis deze toeschrijving.2 Op basis van deze oorkonde concludeerde Meiss dat de drie broers al in 1405 aan het hof van Berry werkten en in dat jaar al zijn begonnen aan het verluchten van een van hun beroemdste getijdenboeken, Les Belles Heures du duc de Berry (1405-09, New York, The Metropolitan Museum of Art, The Cloisters Collection, Acc. no. 1954.1.1.). Er zijn een serie argumenten om de toeschrijving aan de broers door Durrieu en Meiss over te nemen. Hieronder zijn er een aantal op een rijtje gezet.
Vermelding in de bronnen
In de jaren 1894-1896 publiceerde kunsthistoricus, rijksarchivaris en paleograaf Jules-Jospeh Guiffrey in twee delen de inventarislijsten van het (kunst)-bezit van Jan van Berry. Tussen andere oorkondes over de stichting en bouw van de Sainte Chapelle in Bourges staat onder nr. 122: ‘Item, quarente-sept pièces de monnoie d’ or, de diverse manières. De dictie peciis Domininus edit noem Paulo et IIbus fratribus suis, illuminatoribus, ut aparte per compotum dictie Robineti. Item, plus XII pecias.3 Paul en zijn twee broers worden hierin genoemd, vanwege een betaling van eerst negen en daarna twaalf gouden munten. Volgens sommige kunsthistorici betreft het betalingen voor de bewuste miniatuur op de oorkonde uit 1405, omdat de context van de andere bronnen ook de Sainte Chapelle betreft. Andere kunsthistorici betwijfelen dat, omdat het best veel geld is voor een dergelijk miniatuur. 4
De blauwe mantel
Op de miniatuur uit 1405 heeft Jan van Berry een blauwe mantel aan met een schoudermantel van witte hermelijn. De blauwe mantel heeft de koninklijke kleur van het Huis van Valois en in combinatie met het witte bont blijkt dit het favoriete kledingstuk van de hertog in die tijd. Hij is zo afgebeeld op diverse miniaturen van de Van Lymborchs, o.a. geknield biddend in de Belles Heures (fol. 91r), die derhalve in hetzelfde jaar of kort daarop is vervaardigd. Opvallend daarbij is dat in beide miniaturen de hertog nog jong oogt in vergelijking met latere portretten, die de broers van hun opdrachtgever maken. Dat zou een ontstaan in dezelfde jaren ondersteunen. De hertog was overigens toen al 65 jaar.
In eenzelfde geknielde en biddende houding met blauw-witte mantel is hij vereeuwigd door Jean de Cambrai in een levensgroot beeld als onderdeel van het grafmonument in de Sainte Chapelle.5
De bontmuts
Jan van Berry draagt op de miniatuur van de oorkonde een vorstelijke bontmuts. Ook dit kledingstuk hebben de Van Lymborchs vaker geschilderd als onderdeel van een gelijkende weergave van de hertog. Op het blad uit de Petites Heures (Parijs, Bibliothèque nationale de France, Ms. lat. 18014, fol. 288v), op het januariblad van de Très Riches Heures du duc de Berry (Chantilly, Musée Condé, Ms. 65, fol. 1v), op een verloren gegane miniatuur uit de Très Belles Heures de Notre-Dame (Parijs, Bibliothèque nationale de France, Ms. nouv. acq. lat. 3093) en op een eveneens verloren gegaan portret (Parijs, Bibliothèque nationale de France, Cabinet des Estampes, Gaignières Collection, Oa 13 Rés., fol. 15). Beide laatste zijn alleen in kopie in tekening bewaard gebleven. Je kan op basis van deze vijf portretten met bontmuts stellen dat de hertog zich vereenzelvigde met deze muts als uiting van zijn prinselijke status en autoriteit. Hij was niet de enige Europese vorst die dit oorspronkelijk uit het Verre Oosten afkomstige model pelsmuts op zijn hoofd zette als warm en praktisch alternatief voor een kroon, met dezelfde grote symbolische waarde.6 6
Naast bovengenoemde bruine bontmutsen hebben de gebroeders Van Lymborch ook de lichte versie geschilderd. Het moet de hertog zeer behaagd hebben dat op de miniatuur van de Ontmoeting van de Wijzen de aanvoerder van de drie Wijzen uit het Oosten - drie koningen te paard - zijn favoriete muts in wit bont draagt (Gebroeders van Lymborch, Ontmoeting van de Wijzen, Très Riches Heures du duc de Berry. Chantilly, Musée Condé, Ms. 65, fol. 51v).De troon en het baldakijn
Op de oorkonde van 1405 zit Jan van Berry op een troon met boven hem een baldakijn, het geheel bekleedt met oranje-rode stof, waarin een patroon is geborduurd met de heraldiek van Berry. Ook dit element is door de Van Lymborchs vaker geschilderd, eerst in de Belles Heures en vervolgens in de Très Riches Heures. In het bekende januariblad (1411/12-1416) ontvangt de hertog zijn hovelingen, waaronder mogelijk de drie broers zelf, op een nieuwjaarsreceptie. Vanaf 1404 verbleef de hertog van Berry niet in zijn hertogdom, maar voornamelijk in Parijs, in kasteel de Nesle.
Overigens valt op dat ook de kleurstelling van de miniatuur: blauw-oranje-groen in de Belles Heures terugkomt, zie bijv. de miniatuur met de biddende hertog (fol. 288v).
De tegelvloer
Millard Meiss ziet de miniatuur uit 1405 als een schakel tussen het vroege werk van de broers, de Bible moralisée (1402-04), BnF fr. 166), en de Belles Heures (1405-09). Hij herkent overeenkomsten met de kleine miniaturen uit de moraalbijbel, met name wat betreft de gebrekkige manier waarop het perspectief wordt toegepast. De tegelvloer is meer 'rechtop' en 'knijpt' minder naar het vluchtpunt toe, de troon zelf is 'omgeklapt': je kijkt recht tegen de bovenkant aan en schuin naar de zijkant, een situatie die niet kan. De orthogonalen (objecten die een hoek van negentig graden maken ten opzichte van elkaar) zijn nog 'kinderlijk' verwerkt, zoals dat in hun jeugdwerk nog te zien is, maar in latere werken niet meer. Het baldakijn op het januariblad van de Très Riches Heures toont correcte zijkanten, die naar een centraal vluchtpunt 'knijpen'.
Acanthusblad
Hierboven is aangetoond dat beeldelementen in de miniatuur van de oorkonde een continuïteit vormen met latere kunstwerken van hun hand, zoals de blauw-witte mantel, de pelsmuts of de troon met baldakijn. Daarom is het Charter van belang, want als start van hun werk voor de hertog zet het alvast de toon. Dat geldt eveneens voor het initiaal. Om de stok van de J krullen typerende acanthusbladen. Dit beeldmotief stamt uit de klassieke oudheid, het meest bekend als Korintisch kapiteel. Eerder schilderde de uit Noord-Italië afkomstige verluchter Giovanni di fra Silvestro kwistig acanthusbladen (berenklauw) in zijn miniaturen. In 1400 kwam deze kunstenaar uit Bologna naar Parijs en beïnvloedde met name de randversieringen in de verluchting van manuscripten. Bij de gebroeders Van Lymborch komt het na de oorkonde van 1405 opvallend terug in de randversieringen van de Belles Heures, met name in de Annunciatie. Normaal gesproken waren de marges het domein van specialisten en niet van de miniaturisten zelf, maar juist voor dit blad hebben de gebroeders Van Lymborch zelf de randversiering overgeschilderd en uitbundig van de krullende bladen voorzien. Ook hier zien we dat de miniatuur van de oorkonde naadloos overloopt in de Belles Heures.
Johannes
Zover bekend is in de vakliteratuur nog niet gewezen op de orthografie (schrijfwijze) van de naam van de hertog. Normaal gesproken is deze 'Jehan', maar op de oorkonde staat duidelijk 'Johannes', een schrijfwijze die ongebruikelijk is, omdat het geen Franse schrijfwijze is. Het is eerder een Vlaamse of Noord-Nederlandse spelling.
De letters zijn gekalligrafeerd met hoge verticale uithalen, de zogenaamde cadellures, in een stijl die lijkt op die van Jean Flamel. Het is deze secretaris en schrijver van Jan van Berry die de inscriptie op het voorblad van de Belles Heures heeft gekalligrafeerd. Gezien de overeenkomsten is het goed denkbaar dat Flamel ook de oorkonde van 1405 heeft geschreven.
De Sainte Chapelle
In Frankrijk zijn zeven zogenaamde Sainte-Chapelles, waarvan er twee in opdracht van Jan van Berry zijn gebouwd: in Bourges en in Riom. Een Sainte Chapelle is een speciaal type kerk, waarvan het oertype is gebouwd op initiatief van de Franse koning Lodewijk IX in de 13e eeuw als onderdeel van het koninklijk paleis op het Île de la Cité. Een Sainte Chapelle is daarmee altijd een hofkapel, binnen het terrein van een vorstelijk paleis van een nazaat van Lodewijk IX, met een schat aan relieken, zoals een deel van de Doornenkroon of het Heilig Kruis, vaak bedoeld als grafkapel van de betreffende vorsten en heeft een kenmerkende rayonnante gotische architectuur: smal, hoog, extreem verticaal met hoge ramen. Jan van Berry wenste uitdrukkelijk de oorspronkelijke Sainte Chapelle van Lodewijk de Heilige na te bootsen, zowel in organisatie met een college van 45 kanunniken, als met een overeenkomstige architectuur en dezelfde functies. Hij schreef bij de stichting in 1392 aan paus Clemens VII, de tegenpaus in Avignon: 'ad instar capella regie Parisiensis', een kapel die kon concurreren met die van Parijs om de macht van de hertog te bevestigen. Zijn kapel in Bourges zou de zesde Sainte Chapelle in de rij worden. Ook in het paleis te Vincennes, waar Jan van Berry in 1340 was geboren, kwam een vergelijkbare kapel.
De gebroeders hebben de Sainte Chapelle in Parijs en Bourges geschilderd in diverse miniaturen, aan de einder, in de skyline van de twee steden. In het Juniblad en op het blad met De ontmoeting van de Wijzen van de Très Riches Heures is de kapel in Parijs geschilderd, zoals de hertog deze kon zien vanuit zijn raam van het kasteel de Nesle aan de overzijde van de Seine. In de Adoratie van de Wijzen is de kapel van Bourges nog net zichtbaar aan de horizon.
Gebroeders van Lymborch, Juniblad, Très Riches Heures, 1411/12-1416. Chantilly, Musée Condé, Ms. 65, fol. 6v. Met rechts hoog oprijzend de Sainte Chapelle op het Ile de la Cité
Gebroeders van Lymborch, De ontmoeting van de Wijzen, Très Riches Heures, 1411/12-1416. Chantilly, Musée Condé, Ms. 65, fol. 52r. Met links de Sainte Chapelle van Lodewijk IX.
Mogelijk hebben de broers ook de Sainte Chapelle in Riom geschilderd achter het bos in het meiblad van de Très Riches Heures, maar de meningen zijn verdeeld of het wel de stad Riom is waar we naar kijken.
Een familieband
De Van Lymborchs kregen een persoonlijke band met de Sainte Chapelle toen hun jongere broer Rutger van Lymborch eveneens vanuit Nijmegen naar Bourges verhuisde en in 1414 werd aangesteld tot kanunnik van het college van de kerk in Bourges. 'A maistre Rogier de Limbourc, chanoine dicelle chapelle, pour ses distribucions par lui deservies et gangnées en ladicte chapelle...' zo staat in een bron van het kapittel te lezen.7 Hun broer bleef tot 1435 kanunnik van de hofkapel.
Na het overlijden van de hertog van Berry in 1416 werd volgens zijn wens het stoffelijk overschot geplaatst in de graftombe van de Sainte Chapelle. Mogelijk was Rutger de enige van de vier broers die bij de plechtigheden rondom zijn overlijden aanwezig was. Johan van Lymborch was eerder dat jaar al bezweken aan de pest, waarschijnlijk zijn twee oudere broers ook al, maar hun overlijden werd pas in het najaar bevestigd.
Verloren
Van de Sainte Chapelle in Bourges is niets meer over, nadat deze in 1775 is afgebroken. Ook de originele oorkonde uit 1405 is er niet meer, omdat het archief in het paleis in 1858 werd getroffen door een brand. Maar in opdracht van graaf Jean-Francois-Auguste de Bastard d'Estaing had Gaspard Gsel in 1838 een nauwgezette kopie geschilderd, waarvan lithografieën zijn gedrukt.