Een nieuwe vondst: is Aernt van Aken een Van Lymborch?
Een nieuwe vondst in het archief van Zutphen levert opnieuw een mogelijk bewijs van de goede banden tussen de hoofdstad van het hertogdom Gelre, de hoofdstad van het graafschap Zutphen en de familie Maelwael-Van Lymborch.
Ferry Lichtenberg, PhD kandidaat van het Birkbeck College (University of London) vond onlangs tijdens zijn promotieonderzoek naar de bouw van de Walburgiskerk in het archief van de kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente Zutphen een chirograaf (eigenhandig geschreven tekst op perkament) waarin een Aernt van Aken wordt vermeld.
Daaruit kan worden opgemaakt dat werkzaamheden tijdens de bouw van de Raadskapel van de St Walburgis worden uitbesteed aan ‘meister Aernt van Aken ende meister Albert van Palenen’. De akte is van de Zaterdag na Kerst 1393. Het is ook duidelijk dat de meesters niet uit Zutphen komen, want er wordt in vermeld dat zij hun dagloon krijgen wanneer zij heen en terug reizen; helaas is het niet vermeld waar zij vandaan komen.
Het is een interessante vondst, uit hetzelfde kerkarchief waarin Hans Busio in 2011 de vroegste vermeldingen van leden van de familie Maelwael in Nijmegen vond (1373).
Wie kan Aernt van Aken zijn geweest? Of hij met de Nijmeegse familie Maelwael-Van Lymborch te verbinden valt is op basis van uitsluitend deze chirograaf niet vast te stellen. Maar het is zeker een overweging waard. Bedenk steeds dat er in de middeleeuwen geen spellingsregels zijn, dus de schrijfwijze van namen verschillen sterk.
Het lastige van toponiemen (familienamen gebaseerd op plaatsnamen) is dat ze verder geen familie specificeren. In de Nijmeegse schepenprotocollen, die niet verder teruggaan dan tot het jaar 1410, wordt de naam ‘Van Aken’ / ‘de Aken’ / ‘Acquis’ over een periode van 140 jaar maar liefst 49 keer vermeld, volgens de inventarisatie van Friedrich Gorrisen uit 1954-57. Zijn fiches met kleingekrabbelde zinnen zijn door vrijwilligers van de Werkgroep Gorissen nauwkeurig overgezet. Daarbij gaat het vaak om dezelfde personen. Zo komt de naam Thomas van Aken, pictor, vaak voor; hij is de overgrootvader van Jheronimus Bosch. Andere voornamen zijn Godefridi, Gerard, Thomas, Lambert, Michael, Matthias, Marcelius en Steven van Aken. Deze voornamen komen niet voor in de familiestamboom van de familie Van Aken/Van Lymborch.
Maar Aernt/Arnold komt in de familie Aken/Maelwael/Van Lymborch wel degelijk en vaker voor.
Zo luidt een rekening uit het Hertogelijk Archief van de hertog van Gelre op 6 januari 1389: ‘meyster Arnt den beeldsnijder van warke tot mijns heren behuyff gemaect an den cameren, 13 gulden.’ Meester Arnt/Arnold heeft dus in opdracht van de hertog voor zijn kamer in de Valkhof Burcht een ‘werk’ vervaardigd. Dat kan van alles zijn geweest, een kast, stoel, beeld, raam, deur, kist… Een maand later, op 4 februari, komt diezelfde Arnt wederom in beeld in de Gelderse landsrekeningen: ‘Arnt den beeltsnijder van gesnedenen werke, 2 gulden.’ De beeldsnijder Arnt/Arnold snijdt zijn beelden en dan ligt het gebruik van hout voor de hand.
In de stadsrekening van Nijmegen uit 1413 staat ‘Aqcuis Mechteld rel. Arnoldi de’ vermeld, oftewel Mechteld, die gerelateerd is met Arnold van Aken. Zij was immers zijn vrouw, maar in 1413 vanwege het overlijden van haar man al een flink aantal jaren weduwe. Uit hetzelfde jaar stamt een volgende vermelding: ‘beldesnyder Mechtilde Maelwaele rel. quondam Arnoldi’, waarmee de relatie tussen Arnold van Aken en Mechteld Maelwael wordt bevestigd.
Arnold/Aernt van Aken/VanLymborch en Mechteld Maelwael zijn de vader en moeder van de gebroeders van Lymborch. Meester Aernt van Aken, zoals vermeld in de Zutphense akte, zou dus de vader van Herman, Paul en Johan van Lymborch kunnen zijn, maar zeker is dat natuurlijk niet. Er kwamen meerdere Van Akens naar Gelre en daar kan toevallig ook een andere Aernt van Aken bij hebben gezeten.
In het Stadtarchiv Aachen komen drie vermeldingen voor van een ‘Arnoldo Lymborg’ en ‘Ar. Lymborg’ uit de jaren 1343 en 1345. Hij is vermoedelijk de vader van Willem van Lymborgh die in 1366 werd ingeschreven als burger in Nijmegen. Diens zoon —de beeldsnijder— en diens kleinzoon —de goudsmid— heten ook Arnold/Aernt. Kortom drie generaties met dezelfde voornaam.
De familie heet Van Lymborch, omdat zij vermoedelijk oorspronkelijk afkomstig is uit het hertogdom of de hoofdplaats Lymborch en via een langer verblijf van enkele decennia in Aken in de jaren zestig van de 14e eeuw is afgezakt naar Nijmegen. Hierdoor zijn de beide toponiemen Van Aken en Van Lymborch in gebruik geraakt: twee toponiemen voor dezelfde familie.
Deze Aernt van Aken/Arnold van Aken/Lymborch was dus beeldsnijder en mogelijk een meester daarin. Omdat het vak verder niet staat omschreven, maar het wel met de werkzaamheden van de bouw van de raadskapel van doen heeft, kan hij meester beeldsnijder zijn (in hout of steen), bouwmeester of anderszins meester.
Aan de vele ambachtelijke disciplines, die de leden van het atelier Maelwael-Van Lymborch beheersten —naast heraldiek, textiel en borduurkunst, goud- en edelsmeden, verluchtingen, schilderen en beeldhouwen— zou dus mogelijk ook nog bouwen kunnen worden toegevoegd. Het familieatelier functioneerde als één team, dat van alle markten thuis was.
In de stadsrekeningen van Nijmegen uit het jaar 1427 vond stadsarchivaris Van Schevichaven al in 1910 een vermelding van twee jongere Van Lymborchs, die betaald kregen voor een trap (leder = ladder) in het stadhuis. Waren zij familie van de Van Lymborchs, werkten zij ook in de bouw of werkten ze aan de beelden?
Het is mooi dat het aantal gevonden vermeldingen toeneemt en daarmee de kennis over het kunstenaarsgeslacht Maelwael-Van Lymborch.
Zie verder hieronder de transcriptie van de chirograaf.
Tekst: André Stufkens
Met grote dank aan: Ferry Lichtenberg, Paul van Flier (Regionaal Archief Nijmegen, RAN), Etienne van den Hombergh (Archief Zutphen), Jacobus Trijsburg en Jos Hartman.
Stadsrekening van Nijmegen, 1427 met vermelding van de jongere Van Lymborch. Regionaal Archief Nijmegen.
Transcriptie chirograaf (naar K.O. Meinsma, ‘De Sint Walburgiskerk te Zutphen’, Oud Holland, 1901):
‘den Jaer ons heren MCCCo drie ende tneghentich des saterdaghes na Kirsdagh doe averdroghen LAMBERT STUERMAN ende RENSE CREYNG als kircmeisters toe Zutphen an die een zide, Ende meister AERNT VAN AKEN ende Meister AELBERT VAN PALENEN ") an die ander zide, deser vorwarden ende averdrach als hijr na ghescreven steet: Int irst soe hebben oen die Meisters vorg(enoemd)
onderwonde toe tymmeren dat nye werke van 0nser vrozizveit kircke in aldusdanen bescheide ende vorwarde als hijr na volghende is. Alsoe dat die meysters zuelen ghezellen zetten die des werckes orber sijn in den wercke. Ende die sal men lonen van zunte peters dagh ad cathedram tot zunte martens dagh toe in den wijnter zomerloens, elkendes daghes
toe gheven XI g(osseler). Ende des wynters VII g(osseler). Ende den opperknechten 1) des daghes VI g(osseler). Ende een lotze die den wercke orberlic is. Voert zoe zuelen die Meisters hebben al yserwercks, touwe mede toe wirken. Mer dat zuelen oen die kircmeisters doen scerpen ende verstelen. Ende sij zuelen oen daertoe doen houwen enen eymere als den wercke toebehoert ende twe bedden. Mer vor die husinghe ende vor die vier voder berninghe, die die Meysters eysten, dat steet tot AERNTs zegghen VAN DEN GRUETHUYS. Voert soe zuelen dese vorsz. Meisters hebben zomerloens elc des daghes als sij wirken XII g(osseler) ende wijnterdaghes elc IX g(osseler). Voert des daghes als die meysters toe Zutphen comen ende des daghes als sij van Zutphen wanderen soe zuelen sij oer dagheloen boeren als vorsz. is. Voert zoe zuelen die Meisters hebben vor oer zorghe ende vor oeren anxt van den werke als vor oer cledinghe ellic des jaers als sij wirken VI gulden. Ende die meisters moghen hebben twe leerknechte of sij willen, ende nyet meer ende ellic zal des daghes hebben VI g(osseler). Voert sint vorwarden, dat die kircmeisters init den scepe1Zen averdraghe1z Nzaelezt, hoe sij dat werc ghemaeckt willen hebben, costelick of oncostelick, alzoe zuelent die meisters maken na der kircken orber. Ende sij en zuelen van nyemant gheen bericht hebben dan van den kircmeisters. Ende sij zuelen van desen zom.er verwirken anderhalfhondert dusent steens ende nyet meer, ten weer zake, dat des den kircmeisters ghenughede , dat sij meer wirken wolden. Voert sijnt vorwarden, dat der meister ommer een biden wercke wesen sal als men wirct. Voert meer soe zuelen dese vorsz. meisters dit vorsz. werc voert an maken thent der tijt toe dat dat rede wort. Indien dat sijt alsoe maken dat des den scepenen ende den kircmeisters ghenughet. Ende wanneer men wirken zal, soe zal men dat den meisters drie maende toe voeren weten laten. Voert soe zal men oen ende al den ghe- sijnde die daer wirken alle zaterdaghe oploenen. Voert weert zake dat die kircmeisters enich ghebrec hedden an oeren vorwarden mitten meisters vorsz. of die meisters desgheliecs mitten kircmeisters, dat zal staen tot AERNT zegghen VAN DEN GRUYTHUYS.