‘Geen verdriet als mijn verdriet’: Het Grote Kruis, de Mozesput en een oorlogstrauma
Susie Nash, de Londense kunsthistoricus van het gerenommeerde Courtauld Institute, is dé specialist als het gaat om de fenomenale kunstwerken van Noord-Nederlandse kunstenaars in Champmol, het kartuizerklooster bij Dijon. Ze publiceerde in 2005, 2006 en 2008 een baanbrekende serie artikelen in The Burlington Magazine over de Mozesput / Het Grote Kruis, een prachtige tekst over de graftombe van Filips de Stoute voor The Warburg Institute, een schitterend verhaal in deel II van de Maelwael Van Lymborch Studies over het retabel met de marteling van St Dennis in de grafkapel en deze maand -oktober 2024- blijkt haar scherpzinnigheid, originaliteit en wetenschappelijke onderzoeksvaardigheden opnieuw uit een briljante tekst over wederom de Mozesput. Het verbluffende realisme en de emotionele kracht van de kunst van Claes Sluter, Johan Maelwael (polychromie), Claes van Werve en anderen, blijven na zeshonderd jaar intrigeren en verbazen. Juist nu we in Nijmegen een poging wagen om een 3-D reconstructie van de Mozesput te realiseren is haar onderzoek buitengewoon welkom en belangrijk. In haar enthousiasme kondigde ze de Nijmeegse plannen al aan tijdens de London Art Week. Het project trekt nu al internationale aandacht.
Onzichtbaar
Hoe meer kennis Nash verwerft en overdraagt hoe raadselachtiger de Mozesput wordt. Voor wie maakte de opdrachtgever Filips de Stoute het eigenlijk, zo vraagt zij zich af? Wie vormde het publiek?
Hij spaarde kosten noch moeite, de duurst betaalde kunstenaars, het bladgoud voor het zeven meter hoge kruis en op de diverse kledingstukken, het peperdure blauwe en rode pigment, de omvang van de beelden en de totale hoogte van 12 meter…? Maar wie keek er naar, wie kon het zien? Hijzelf in ieder geval niet, want hij is na september 1396 nooit meer in Dijon of Champmol geweest en eigenlijk alleen nog als skelet teruggekeerd in zijn graftombe (zijn hart en andere edele organen waren al meteen elders gedeponeerd).
Filips de Stoute verbleef die jaren in Paris, waar hij o.a. in 1402 de gebroeders Van Lymborch een grote opdracht verleende. Heeft hij het Grote Kruis dan voor zijn gelovigen in het hertogdom opgericht? Nee, ook niet, want de put met het kruis stond in het midden van het binnenterrein van het gesloten kartuizerklooster. Buiten de hertogelijke familie, enkele hoge hovelingen, kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en priesters die de grafkapel bezochten, mocht helemaal niemand het klooster betreden. Bovendien was de beeldengroep uit het zicht onttrokken door een stellage met doek en later een gebouw. Hoogstens zagen voorbijgangers het van verre boven het klooster uitsteken, maar verder niks.
Voor wie is het gemaakt? Nash is daar in een webinar tijdens de London Art Week helder over: ‘For the love of God! Alleen Hij keek en zag dat het goed was, zo althans had Filips het bedacht. Bovendien werden de kartuizer monniken door het beeld aangesproken om hun dagelijkse gebeden voor het zieleheil en een verblijf in het hiernamaals aan de hertog en hertogin op te dragen. Dat was natuurlijk het uiteindelijke doel en omdat de hertog genoeg ellende had veroorzaakt met zijn mislukte militaire ondernemingen -denk aan de tocht naar Gelre in het najaar van 1388, die in Körrenzig stopte, niets opleverde, maar op de heen- en vooral terugweg wel veel slachtoffers eiste- was er genoeg aanleiding om zijn persoonlijke zieleheil af te smeken.
Een kruistocht tegen de ottomanen
In 1395 spande de hertog van Bourgondië, op dat moment de machtigste en meest ambitieuze Franse vorst (zijn neef, koning Karel VI, was lange tijden vanwege waanzin onmachtig te regeren) zich enorm in om een kruistocht op te tuigen tegen de ver in Europa -de Balkan en Centraal-Europa- doorgedrongen ottomanen. Daar was tijdens de beruchte Slag op het Mereldveld in 1389 de Servische koning verslagen waardoor Hongarije en de laatste delen van Bulgarije bedreigd werden. Filips de Stoute zond zelf ambassadeurs en onderhandelaars naar de paus, naar bevriende landen, steden en vorsten om een alliantie voor een groots leger te smeden. Daarnaast spaarde hij geld om al die soldaten te betalen. Die zouden eerst de ottomanen verslaan en daarna doorstoten om Jeruzalem te heroveren op de heidenen. Om de zegen van God af te smeken voor het welslagen van deze gedurfde, risicovolle onderneming gaf de hertog de opdracht aan Claes Sluter om een groot kruis op te richten in het kartuizerklooster. Dat was tien jaar eerder door de hertog gesticht met het doel er zijn necropolis van te maken met niet alleen een mausoleum voor hemzelf, maar voor zijn gehele dynastie na hem. Het moest in schoon- en vroomheid wedijveren met de koninklijke grafkerk in Saint Denis boven Parijs.
Op 15 april 1395 bestelde Sluter Tonerre kalksteen voor de calvarieberg met kruis. Dat zou dan tijdens de kruistocht zijn heilzame werking op de goede afloop niet missen.
Waarschijnlijk kwamen Johan Maelwael en Claes van Werve in dat jaar te werken in de hertogelijke werkplaats en werd de Nijmegenaar binnen de kortste keren de toezichthouder van de werkplaats.
Een traumatische helletocht
De ‘Hongaarse missie’ op verzoek van de Hongaarse koning Sigismund -later keizer- kreeg in het voorjaar van 1396 vorm. Aanvankelijk wilde Filips de Stoute zichzelf aan het hoofd van zijn leger plaatsen, maar hij zag daar vanaf en stelde zijn zoon Jan van Nevers aan. Het leger vertrok in april van dat jaar. De tocht richting het oosten was al bar en de bondgenoten ergerden zich aan de arrogantie, ijdelheid, extravagantie en seksuele uitspattingen en misdrijven van Jan van Nevers’ leger. Het was hem en zijn staf niet om militaire zaken te doen, maar om ijdelheid en pronkzucht met luxe feesten, dure kleding en goudbrokaten stoffen. Geld was niet in militair materieel gestopt en het ontbrak hen aan tactisch vernuft. Op 25 september vond de Slag bij Nicopolis plaats met de in allerijl vanuit Constantinopel toegestroomde legers van sultan Bayezid I. Die hadden weinig moeite met de eigengereide Fransen, die zich niet onder een commando wilden plaatsen, maar voor eigen eer en glorie in de aanval gingen. Jan van Nevers werd gevangengenomen en moest toezien hoe zijn generale staf werd onthoofd. De beste vriend en vertrouweling van Filips de Stoute, Guy de la Trémouille (1346–97) stierf op de terugweg. Enkele maanden na de vernietigende nederlaag bereikte het smartelijke bericht Frankrijk, waar de hertog, andere Valoisvorsten, edellieden en hovelingen in een onstuitbaar verdriet en klaagzangen vervielen. Hoewel minder bekend was de Slag bij Nicopolis een nog groter trauma dan de veel bekendere, door de Fransen verloren, Slag bij Azincourt in 1415.
Miniaturen over de Slag bij Nicopolis en de marteling van de Franse militairen en hovelingen.
Verlies en schande omzetten in glorie
Voor Filips de Stoute telde nu nog maar één ding: het veilig terugkrijgen van zijn zoon. Vanaf dat moment werden de werkzaamheden aan het Grote Kruis voor wel 18 maanden stopgezet. Er was geen geld meer en had geen zin meer. Na lange onderhandelingen en betaling van een extreem hoge som losgeld aan de sultan (200.000 aan munten en 250.000 aan dure tapijten, jachthonden, paarden, witte valken, ivoren zadels en andere extravagante giften) keert Jan van Nevers na 16 maanden terug, met o.a. bekeerde ‘Moren’ in zijn gevolg en ottomaanse stoffen, kleding en attributen. Op 23 februari 1398 trekt Jan van Nevers in optocht Dijon binnen en laat in een mooi gebaar van christelijk naastenliefde alle gevangen vrij zoals hijzelf is vrijgelaten door de ottomanen. Het ontzag voor de onverslaanbare ottomanen is enorm en zindert nog lange tijd door. Jan van Nevers laat bijvoorbeeld zijn zoontje Filips de Goede in een Turks pakje rondlopen en zijn bewondering voor de Arabische cultuur wordt duidelijk uit de pseudo-Arabische inscripties in de werken van Johan Maelwael en de gebroeders Van Lymborch, die daar hun handelsmerk van maken. Jan van Nevers start na zijn terugkeer een grootse, triomfantelijke propagandatour door het hertogdom, o.a. in de grote Vlaamse steden. Voortaan laat hij zich nota bene Jan zonder Vrees noemen. Een bekende politiek truc van machthebbers om een verlies om te zetten in een propagandistische overwinning, die tot de dag van vandaag opzichtig wordt gebruikt.
Een dankzegging aan God
Na de behouden terugkomst van zijn zoon pakt Filips de Stoute de opdracht aan het Grote Kruis weer op, maar het krijgt een ander iconografisch programma, zo stelt Nash overtuigend. De zes profeten tonen op hun grote, van verre leesbare banderollen, allemaal klaagzangen over het verlies van een zoon, het verlies en de val van Jeruzalem. ‘Geen verdriet gelijk mijn verdriet’ staat te lezen op de banderol van Jeremia, in wie -de zoveelste ontdekking van Nash- duidelijk de hertog zelf is te zien. Hij is de enige baardloze profeet, net als de hertog, heeft als enige een rode mantel, draagt als enige een bril, net als de hertog zelf, en zijn fysionomie komt overeen met die van het beeld van de hertog dat door Sluter is gebeeldhouwd voor het portaal van de grafkapel en de effigie van de hertog op diens graftombe in de grafkapel van Champmol.
Boven al die klaagzangen uit rijst de calvarieberg op met het offer van de lijdende Christus. Zoals de christelijke Franse militairen zijn gemarteld bij Nicopolis en zich hebben opgeofferd in de strijd tegen de ongelovigen, zo is Christus hen voorgegaan en heeft hen verlossing geschonken. Hun dood krijgt hierdoor zin en betekenis. Het Grote Kruis is het grote dankwoord van Filips de Stoute voor de veilige terugkeer van zijn overmoedige zoon en alleen voor God bedoeld.
Maelwael
Niet alleen het Grote Kruis heeft deze politiek-religieuze betekenis, maar ook het retabel van de laatste communie en de marteling van St Denis. Johan Maelwael kreeg een maand na de terugkeer van Jan van Nevers houten panelen om de altaarstukken te maken voor de grafkapel, dat in het zicht stond van het Grote Kruis. Het nieuwe beeldprogramma van het Grote Kruis in het voorjaar van 1398 en dat van het retabel in hetzelfde voorjaar van 1398 gaan dus gelijk op. St Dennis is de patroonheilige van de Valoisvorsten en dus van Frankrijk. Zijn marteling en dood -eveneens door de onthoofding van hem en zijn twee volgers- is een voorafschaduwing van de marteling van de Franse soldaten bij Nicopolis voor hun geloof. De Heilige Drie-eenheid op het retabel staat voor dezelfde verlossing als van het Grote Kruis. Daarmee staat Johan Maelwael centraal in de politieke omstandigheden en de propagandakunst van de Bourgondische hertog en diens zoon.
Kapot
In 1504, precies een eeuw na de onthulling en mogelijk ingegeven door de onzichtbaarheid van het kunstwerk, wordt er buiten het klooster een nieuw stenen kruis opgericht, een replica van het Grote Kruis binnen het klooster, evenwel zonder de polychromie. Wonderlijk genoeg is ook het gezicht van Jeremia aangepast, niet meer dat van Filips de Stoute maar koning Lodewijk de XIIe.
Tijdens de Franse Revolutie wordt het klooster ontmanteld en de zieltogende Mozesput aan de elementen overgeleverd, het stort deels in. Later worden fragmenten van Christus, Maria Magdalena en het kruis in de put terug gevonden. Sindsdien staat de Mozesput zonder het Grote Kruis op het terrein van het hospitaal van Champmol. In de 20e eeuw is er meer aandacht en zorg voor de middeleeuws kunst en wordt het tweemaal gerestaureerd.
Sinds het begin van deze eeuw zijn de beelden schoongemaakt en bleken onder de vervuiling nog de authentieke pigmenten van Maelwael schuil te gaan, zij het sterk vervaagd.
Het Grote Kruis en de Mozesput zijn een scharnierpunt in de kunstgeschiedenis tussen de internationale gotiek en de renaissance. Dankzij Susie Nash kunnen we doordringen in de beweegredenen van de opdrachtgever en van de kunstenaars. De opdrachtstelling en het creatieve proces maken het fenomenale kunstwerk nog aangrijpender. Het is een reis of omweg naar Dijon en Champmol meer dan waard.